Wilson L, Read J. Do particular design features assist people with aphasia to comprehend text? An exploratory study. Int J Lang Commun Disord. 2016 May;51(3):346-54. doi: 10.1111/1460-6984.12206. Epub 2015 Nov 27. PMID: 26611362.
Achtergrond en doelstellingen
Personen met afasie hebben vaak moeite met het begrijpen van geschreven teksten, wat hun toegang tot informatie en deelname aan de samenleving beperkt. Toegankelijke schriftelijke communicatie is daarom essentieel voor hun kwaliteit van leven. Er bestaan richtlijnen voor toegankelijke informatie, maar deze zijn voornamelijk gebaseerd op voorkeuren van mensen met afasie, vastgesteld via kwalitatief onderzoek. Hoewel veel mensen met afasie aangeven afbeeldingen, grotere lettertypes en sans-serif fonts prettig te vinden, is er weinig bewijs dat deze kenmerken daadwerkelijk het begrip verbeteren. Bestaand onderzoek toont aan dat aangepaste teksten soms leiden tot beter begrip, maar niet alle deelnemers geven hier de voorkeur aan. Vooral het effect van afbeeldingen op begrip is onderzocht, maar de resultaten blijven wisselend en soms tegenstrijdig. Ook over de invloed van typografie, zoals het gebruik van hoofdletters of verschillende lettertypes, bestaat weinig empirisch bewijs. Deze studie richt zich er met name op 3 kenmerken te onderzoeken: lettertype, gebruik van kleine letters versus hoofdletters, en ondersteunende afbeeldingen.
Methode
Negen deelnemers met afasie tussen 63 en 79 jaar (gemiddeld 71.9 jaar) met een diagnose van een milde tot matige afasie werden gescreend met subtest 31 van de Palpa (Kay et al. 1996). Ze kregen elk in totaal 35 paragrafen te lezen, geselecteerd uit de ‘Reading for Understanding’ lesboeken van de Scientific Research Associates (Thurstone, 1990). Het tekstbegrip werd getest in 7 condities (zie tabel). De paragrafen werden gerandomiseerd over deze condities. Bij alle paragrafen werd de tekst in lettergrootte 14 met normale letterafstand gepresenteerd. Er werd een breed scala aan onderwerpen gekozen om de invloed van voorkennis en interesse te beperken. De leesbaarheid van de paragrafen werd berekend met behulp van de zogenoemde ‘Flesch-Kincaid’ tool. Er was geen significant verschil in leesbaarheid en lengte tussen de paragrafen. Bij elke paragraaf moesten de deelnemers uit vier keuzemogelijkheden het meest passende woord of zinsdeel selecteren om de laatste zin te voltooien. Om de rol van vermoeidheid uit te sluiten voerden de deelnemers de opdracht uit gedurende twee sessies van 15 tot 20 minuten.
Standaard | Times New Roman | Normaal gebruik hoofdletters | Geen afbeelding |
Lettertype A | Verdana (Sans-serif) | Normaal gebruik hoofdletters | Geen afbeelding |
Lettertype B | Harrington (Serif) | Normaal gebruik hoofdletters | Geen afbeelding |
Lettergrootte A | Times New Roman | Alles in hoofdletters | Geen afbeelding |
Lettergrootte B | Times New Roman | Kernwoorden in hoofdletters | Geen afbeelding |
Afbeelding A | Times New Roman | Normaal gebruik hoofdletters | Gekleurde foto |
Afbeelding B | Times New Roman | Normaal gebruik hoofdletters | Gekleurde lijntekening |
Het gemiddelde aantal paragrafen dat een goede respons uitlokte, werd berekend, evenals de standaarddeviatie. De resultaten werden geanalyseerd met eenmalige variantieanalyses (ANOVA’s), aangevuld met Bonferroni post-hoc toetsen.
Resultaten
1). De resultaten toonden aan dat deelnemers significant beter presteerden bij teksten in een sans-serif lettertype dan in een serif lettertype (p = .01). Post-hoc toetsen lieten ook nog zien dat er geen significant verschil was tussen Times New Roman en Harrington, maar wel tussen Verdana en beide andere lettertypen (p = .021 voor TNR en (p = .000 voor Harrington).
2). Ook bleek het gebruik van kleine letters het begrip te bevorderen ten opzichte van hoofdletters (p = .03). Post-hoc toetsen toonden aan dat het tekstbegrip significant beter was bij zinnen met normaal hoofdlettergebruik, dan bij teksten volledig in hoofdletters (p = .006).
3). Het toevoegen van een enkele ondersteunende afbeelding bij een tekst had geen significant effect op het tekstbegrip. Wel waren de meeste correcte antwoorden bij de teksten met gekleurde foto’s, maar waren er geen significante verschillen in vergelijking met de lijntekeningen of teksten zonder afbeelding.
4). Een vergelijking van alle condities liet zien dat met name het Verdana lettertype de beste resultaten gaf in vergelijking met teksten in de andere lettertypen, beide condities met hoofdletters en teksten met lijntekeningen. Er was geen significant verschil in tekstbegrip tussen de conditie met Verdana lettertype en de conditie met een gekleurde foto.
5). Het leesbegrip was beduidend beter bij aanwezigheid van een afbeelding (allebei de soorten) dan wanneer de tekst in hoofdletters geschreven was. Een foto ondersteunde tekstbegrip ook significant beter dan wanneer kernwoorden in hoofdletters gedrukt waren.
Conclusie en implicaties
De bevindingen ondersteunen het idee dat vormgevingskeuzes zoals lettertype en lettergrootte (hoofdletter vs. kleine letter) een belangrijke rol spelen in het tekstbegrip van mensen met afasie. Het toevoegen van een enkele afbeelding bij een tekst op laag leesniveau bleek echter niet bij te dragen aan beter begrip. Bij het ontwikkelen van toegankelijke informatie moet niet alleen gestreefd worden naar begrijpelijkheid, maar ook rekening worden gehouden met andere factoren zoals esthetiek, leesbaarheid en gebruikersvoorkeuren. In de toekomst kan er gekeken worden of aanpassing van schriftelijke informatie ook de autonomie van de persoon met afasie en de betrokkenheid bij de zorg verbetert.