Saskia Mooijman, Laura S. Bos, Elke De Witte, Arnaud Vincent, Evy Visch-Brink & Djaina Satoer (2021): Language processing in glioma patients: speed or accuracy as a sensitive measure? Aphasiology, DOI: 10.1080/02687038.2021.1970099
Achtergrond
Gliomen zijn de meest voorkomende primaire hersentumoren, die zich vaak bevinden in eloquente gebieden in de hersenen, zoals voor taal of motoriek. Patiënten met een glioom in eloquent gebied ervaren vaak niet-talige cognitieve uitval, zoals problemen met snelheid van informatieverwerking. Voorafgaand aan hun behandeling uiten ze ook frequent woordvindproblemen. De woordvindproblemen zijn vaak subtiel en worden meestal niet geobjectiveerd middels een standaard taaltest. Het is de vraag of sensitievere meetinstrumenten nodig zijn om de woordvindproblemen, die patiënten met gliomen aangeven, te objectiveren. Daarnaast is er de vraag of woordvindproblemen samen kunnen hangen met een tragere talige verwerking en/of algehele verwerkingssnelheid. Eerdere onderzoeken vonden onder meer dat benoemsnelheid bij patiënten gerelateerd was aan terugkeer naar werk en dat patiënten met gliomen langzamer benoemen maar niet minder accuraat dan de controlegroep. Veel studies onderzochten de verwerkingssnelheid in productie, maar mogelijk is er een discrepantie tussen productieve en receptieve talige verwerkingssnelheid.
Methode
De volgende onderzoeksvragen werden gesteld:
1. Op welke wijze kunnen gerapporteerde woordvindproblemen van patiënten met gliomen verklaard worden door:
- prestaties op de Boston Naming Test of Token Test?
- linguïstische verwerkingssnelheid gemeten met een zinsbeoordelingstaak onder tijdsdruk?
- niet-linguïstische cognitieve vaardigheden zoals gemeten met de Trail Making Test A en B?
2. Is linguïstische verwerkingssnelheid van patiënten met gliomen gerelateerd aan niet-linguïstische cognitieve vaardigheden?
Voor deze studie in het Erasmus Medisch Centrum werden 36 patiënten met een glioom voorafgaand aan hun behandeling gezien door een klinisch linguïst. In de anamnese werd gevraagd naar woordvindproblemen. De afgenomen testen waren de verkorte Token Test, de Boston Naming Test (BNT), de recent ontwikkelde zinsbeoordelingstaak als onderdeel van het Diagnostic Instrument for Mild Aphasia (DIMA), en de Trail Making Test A en B voor nonverbale verwerkingssnelheid. De zinsbeoordelingstaak bestond uit 30 zinnen, waarvan de helft met fouten in de linguïstische domeinen fonologie, semantiek of syntaxis. Patiënten moesten zo snel mogelijk beoordelen of een zin goed of fout was. De reactietijd en accuratesse werden hier gemeten. De ernst van woordvindproblemen werd vergeleken met de prestaties op de Token Test, de BNT, de zinsbeoordelingstaak en de TMT. De scores op de zinsbeoordelingstaak werden vergeleken met de scores op de TMT. Alle testscores van de onderzoeksgroep werden vergeleken met die van 35 gezonde proefpersonen gematcht op leeftijd en opleidingsniveau.
Resultaten
58% van de glioompatiënten gaf aan woordvindproblemen te ervaren. Slechts de helft hiervan haalde ook afwijkende scores op de BNT. De aanwezigheid van woordvindproblemen correleerde niet met de scores op de BNT. De woordvindproblemen van de glioompatiënten correleerden wel significant met de reactietijden op de zinsbeoordelingstaak en de voltooiïngstijd op de TMT.
Op groepsniveau werden er geen significante verschillen in reactietijd gevonden tussen de patiëntengroep en de controlegroep voor de zinsbeoordelingstaak, wel maakte de patiëntengroep significant meer fouten dan de controlegroep. Voor een subgroep van patiënten met een glioom in de frontaalkwab van de taaldominante hemisfeer werden wel significant afwijkende reactietijden op de zinsbeoordelingstaak gevonden in vergelijking met de controlegroep. Tenslotte werd er alleen voor de patiëntengroep een significante correlatie gevonden tussen de prestaties op de zinsbeoordelingstaak en alle onderdelen van de niet-talige Trail Making Test.
Conclusie/ discussie
De gerapporteerde woordvindproblemen van patiënten met gliomen correleerden niet met de scores op de benoemtest, maar wel sterk met de reactietijden op de zinsbeoordelingstaak. De patiëntengroep maakte meer fouten op de zinsbeoordelingstaak dan de controlegroep, maar er was geen significant verschil in reactietijden. Mogelijk heeft snel reageren binnen de patiëntengroep geleid tot meer fouten en was meer tijd nodig geweest voor een goede beoordeling. De zinsbeoordelingstaak onder tijdsdruk lijkt een sensitieve maat voor het bevestigen van woordvindproblemen bij patiënten met gliomen. Er wordt geadviseerd om deze toe te voegen aan het pre- en postoperatief neurolinguïstisch onderzoek van een glioompatiënt.
Voor de glioompatiënten werd een correlatie tussen prestaties op de verbale en nonverbale taak gevonden. Patiënten die langzamer waren op de zinsbeoordelingstaak, hadden langer nodig voor de TMT A en B. Ook de interferentie score B/A, wat iets zegt over concept shifting, correleerde met de reactietijden op de zinsbeoordelingstaak. Al deze correlaties werden voor de controlegroep niet gevonden. Dit laat zien dat de patiëntengroep bij de zinsbeoordelingstaak mogelijk gebruik maakt van een andere strategie dan de controlegroep. Meer nonverbale cognitieve vaardigheden, op gebied van snelheid van verwerking en aandacht, kunnen hier onderliggend aan zijn. Patiënten hebben mogelijk ook meer last van het switchen tussen foutieve en correcte zinnen bij de zinsbeoordelingstaak, wat een beroep doet op mentale flexibiliteit. Het tempo van verwerking is belangrijk voor de algehele communicatie van patiënten, waarin het snel kunnen verwerken van informatie en het snel reageren van belang is. Algehele traagheid van verwerking kan een rol spelen in het ervaren van woordvindproblemen bij glioompatiënten.
Implicaties voor de praktijk
- Heb jij wel eens patiënten gezien die klachten aangaven op het gebied van woordvinding, maar waarbij je dit niet objectief kon bevestigen middels taaltesten? Hoe ben je daar in het verleden mee omgegaan?
- Ken je de taak uit de Cognitieve Communicatiescreening “foto’s benoemen”? Deze taak wordt afgenomen onder tijdsdruk. Wat zegt het jou als behandelaar, wanneer de patiënt daar moeite mee heeft?
- Zou je zelf in de toekomst rekening houden met de reactietijd van een patiënt bij een zinsbeoordelingstaak?
Christa Docter-Kerkhof