Mario F. Mendez (2018) “Non-neurogenic language disorders: a preliminary classification”. Psychosomatics, 2018, Jan-Feb; 59(1): 28-35.
Published online 2017 Aug 10. doi: 10.1016/j.psym.2017.08.006
Zie hier het volledige author manuscript (public access).
Achtergrond
Niet-neurogene taalstoornissen zijn veranderingen in taal veroorzaakt door psychosomatische kwesties, een conversie stoornis, een psychiatrische stoornis of andere psychologische oorzaken. Hoewel niet-neurogene taalstoornissen regelmatig voorkomen als psychogene of psychosomatische uitingen, zijn er verassend weinig studies gedaan over niet-neurogene taalstoornissen, in tegenstelling tot die over psychogene spraakstoornissen zoals psychogene dysfonie of psychogeen stotteren. In de literatuur ontbreekt informatie omtrent incidentie en prevalentie, alsmede over het classificeren van deze stoornissen.
Doel
Het doel van dit artikel is het bereik van niet-neurogene taalstoornissen en hun symptomen te classificeren.
Methoden
Deze review vat de literatuur samen ten aanzien van verstoringen in taal, welke een psychogene of psychiatrische etiologie zouden kunnen hebben.
Resultaten
Om de kenmerken van niet-neurogene taalstoornissen te kunnen bepalen, is het belangrijk om deze vooraf te onderscheiden van psychogene spraakstoornissen. Spraakstoornissen beperken zich tot mondelinge expressie van taal, terwijl bij taalstoornissen ook andere modaliteiten betrokken kunnen zijn, zoals auditief begrip of schrijftaal.
Psychogene spraakstoornissen kunnen zich uiten als dysfonie (veranderingen in stem ten aanzien van toonhoogte, luidheid, kwaliteit), dysartrie (afwijking in articulatie waar bij psychogene varianten veelal labiale consonanten ‘l’ en ‘r’ betrokken zijn), psychogeen stotteren (in tegenstelling tot neurogeen stotteren bij gebrek aan gerelateerde spraakkenmerken zoals dysartrie of apraxie), spraakapraxie (stoornis in motorische planning van spraak met initiatieproblemen en verminderde articulatie) en FAS (vooropgesteld een stoornis in prosodie, ritme of timing van spraak, alhoewel sommige patiënten met FAS veranderingen in grammatica laten zien waardoor FAS tevens gezien kan worden als een vorm van niet-neurogene taalstoornis).
De eerste stap in het vaststellen van een niet-neurogene taalstoornis is het uitsluiten van taalstoornissen op basis van hersenletsel (afasie van Broca, afasie van Wernicke, Primair Progressieve Afasie) en socioculturele taalomstandigheden (afwijkende taal door gebrek aan educatie, vanuit een subcultuur of door meerdere talen incorrect samen te voegen). Dit vereist een systematisch onderzoek van vloeiendheid, begrijpelijkheid, begrip, benoemen en afwijkend woordgebruik.
Kenmerken voor psychogene afasie zijn inconsistente foutenpatronen. Patiënten met psychogene afasie laten soms onwaarschijnlijke grammaticale constructies zien (zoals het zogenaamde ‘broken English’ of ‘baby talk’). Deze patiënten laten verbetering zien bij afleiding of vermoeidheid en tonen relatief weinig frustratie ten aanzien van hun fouten. Ook de aanwezigheid van andere onverklaarbare medische symptomen en het gemak van herstel van taal door slechts enkele therapiesessies zijn sterke aanwijzingen voor psychogene afasie. Daarbij lijkt psychogene afasie meer waarschijnlijk wanneer de taalsymptomen niet passend zijn bij de ernst of de lokalisatie van het aangenomen neurologisch letsel (bijvoorbeeld ernstige onvloeiendheid bij een enkelvoudig mild traumatisch hersenletsel).
De tweede stap in het stellen van de diagnose niet-neurogene taalstoornis steunt op het classificeren op basis van kenmerken. In de literatuur wordt gesuggereerd dat een niet-neurogene taalstoornis geclassificeerd kan worden als psychogene afasie met agrammatisme, psychogene “lalia’s”, psychologisch abnormaal woordgebruik, psychotische taal en psychogene vormen van FAS. Deze kenmerken of typen niet-neurogene taalstoornissen worden hieronder verder uitgelegd.
Onder psychogene “lalia’s” worden enkele relatief zeldzame vormen van lalie (afwijkend praten) gevat: oxylalie en agitolalie (variaties in abnormaal spreektempo), palilalie en echolalie (herhalingen van spraakuitingen), xenolalie (plotseling ontstaan van een eerder niet beheerste vreemde taal), glossolalie (gelijk aan xenolalie waarbij het een niet-bestaande vreemde taal betreft), coprolalie (nieuw optredende onbeheerste uitingen van scheldwoorden of obsceniteiten).
Psychologisch abnormaal woordgebruik bestaat uit selectieve anomie (waarbij dit in contrast staat tot normale woordproductie en verbale fluency taken), neologismen en parafasieën (vaak gebruikt in een privé of thematische manier die alleen betekenis heeft voor de patiënt zelf), malapopismen en verward taalgebruik (met hierbij bewust misbruik van woorden), galmen en rijmen (herhalen van woorden op grond van klank zonder relatie met de inhoud van taal) en woordbenaderingen (onlogische en foute antwoorden op vragen).
Psychotische taal duidt op verstoorde denkprocessen (en geen taalstoornissen) waardoor chaotische en onsamenhangende taal, tegenstrijdigheden, inhoudsloze taal en de neiging om van het onderwerp af te dwalen tijdens een gesprek ontstaan.
FAS is een alom bestudeerd taalverschijnsel en is beschreven als gevolg van hersenletsel, maar in veel gevallen is er geen evidente neurologische oorzaak aangetoond. Daarnaast is FAS met regelmaat geassocieerd met schizofrenie, bipolaire stoornissen, conversiestoornissen, angststoornissen en niet-psychogene oorzaken zoals aggravatie. Derhalve is het zaak om neurogene FAS te onderscheiden van psychogene FAS. Bij het stellen van de diagnose psychogene FAS is het allereerst belangrijk om neurogene FAS uit te sluiten. Er zijn een aantal belangrijke kenmerken die deze differentiatie mogelijk maken. Patiënten met psychogene FAS hebben allereerst veelal geen bijkomende neurogene spraak- en taalstoornissen zoals dysartrie of spraakapraxie. Ten tweede is de aanwezigheid van grammaticale afwijkingen in een verder vloeiende gespreksvoering, zonder lege taal, woordvindstoornissen of aarzelingen en normaal taalbegrip suggestief voor een psychogene oorzaak. Ten derde laten patiënten met psychogene FAS variabele en inconsistente grammaticale fouten zien. Ten vierde zijn er in algemene zin inconsistente presentaties van het accent (bijvoorbeeld het verdwijnen van het accent bij zingen, gebrek aan verbetering bij automatische taal). Tot slot is er net als bij de andere vormen van niet-neurogene taalstoornissen een onverschilligheid en gebrek aan frustratie ten aanzien van de taalstoornis.
Conclusies
De aanwezigheid van een niet-neurogene taalstoornis kan een eerste of de meest opvallende uiting van een psychologisch-gerelateerde aandoening zijn. Het diagnosticeren en herkennen van een niet-neurogene taalstoornis bestaat uit twee stappen. De eerste stap is het onderscheiden van een niet-neurogene taalstoornis van een neurogene taalstoornis ten gevolge van hersenletsel. De tweede stap is het opmerken van specifieke gerelateerde en onderzoekskenmerken die wijzen op de aanwezigheid van een niet-neurogene taalstoornis. Vanuit de literatuur wordt er onderscheid gemaakt in typen niet-neurogene taalstoornis: psychogene afasie met agrammatisme, psychogene “lalia’s”, psychologisch abnormaal woordgebruik, psychotische taal en psychogene vormen van FAS. Dit artikel geeft slechts een eerste aanzet tot het classificeren van niet-neurogene taalstoornissen maar zal wellicht verder onderzoek en het beschouwen van taal als een psychosomatisch verschijnsel stimuleren.
Klinische implicaties
Kom jij wel eens niet-neurogene taalstoornissen tegen in jouw praktijk? Zo ja, hoe stel je dan de differentiaaldiagnose? En hoe zie jij de rol van de logopedist wanneer het gaat om behandeling van deze stoornissen?