Bail C. Preisig, Noëmi Eggenberger, Dario Cazzoli, Thomas Nyffeler, Klemens Gutbrod, Jean-Marie Annoni, Jurka R. Meichtry, Tobias Nef, René M. Müri
Multimodal communication in aphasia: perception and production of co-speech gestures during face-to-face conversation. Frontiers in human neuroscience, published 14-6-2018. Doi 10.3389/ fnhun.2018.00200
Introductie
De rol van non-verbale communicatie in een gesprek met personen met afasie (PMA) is nog niet geheel duidelijk. In elk face-to-face gesprek worden ondersteunende gebaren gebruikt, maar deze worden ook ingezet wanneer er geen face-to-face contact is, bijvoorbeeld tijdens een telefoongesprek. Dit impliceert niet alleen dat ondersteunende gebaren een communicatieve boodschap kunnen overbrengen, maar ook dat deze de woordvinding kunnen ondersteunen (McNeill, 1992). De Ruiter (2000) laat in een model zien dat spraak en gebaren dezelfde communicatieve intenties delen, maar echter door verschillende kanalen geproduceerd worden.
Eerdere studies beweren dat PMA gelijke stoornissen in taalproductie als in productie van gebaren laten zien (Cicone et al., 1979; Glosser et al., 1986). Uit recenter onderzoek blijkt dat PMA beter communiceren met gebruik van gebaren (Lanyon and Rose, 2009; Hogrefe et al., 2016; Van Nispen et al., 2017).
Het begrijpen van gebaren lijkt ook parallel te lopen aan taal (Andric and Small, 2012). PMA laten vaak zowel een taalbegrips- als een begripstoornis zien voor gebaren (Records, 1994; Preisig et al., 2015; Eggenberger et al., 2016).
Deze studie onderzoekt hoe PMA ondersteunende gebaren waarnemen en produceren tijdens een face-to-face interactie en of stimulatie van het brein voorspellend kan zijn voor de spontane inzet van gebaren.
Materiaal en methode
Uit drie Zwitserse revalidatiecentra werden 20 PMA geïncludeerd met een eerste unilaterale CVA. Daarnaast werden 16 gezonde proefpersonen geïncludeerd. Alle proefpersonen hadden een normale visus wat betreft scherpheid en waarneming van het centrale veld. De afasie werd gediagnosticeerd met de Akense Afasie Test (Huber et al., 1984). Een apraxie van de bovenste ledenmaten werd volgens de TULIA (Vanbellingen et al., 2010) vastgelegd.
Het experiment bestond uit korte gesprekken over vier alledaagse onderwerpen (favoriete eten, leefomgeving, vrije tijdsbesteding en opleiding). Deze gesprekken werden gefilmd met een oogbewegingscamera bevestigd op een helm en een algemene camera op een statief.
Het waarnemen van gebaren werd vastgelegd door middel van een oogbewegingssysteem. De classificatie voor de productie van gebaren was gebaseerd op het coderingsschema voor ondersteunende gebaren bij PMA (Sekine et al., 2013): referentie gebaren, deiktische gebaren, naar zichzelf verwijzende gebaren, iconische gebaren, pantomime, metaforische gebaren, emblemen, tijd gebaren, beats, letter- en nummergebaren.
Resultaten
Begrip van gebaren
Betekenisvolle gebaren (bijv. object gebaren) trekken visueel meer aandacht dan abstracte gebaren en zinloze handbewegingen. PMA zijn meer gefixeerd op ondersteunende gebaren dan gezonde proefpersonen.
Productie van gebaren
Zowel PMA als gezonde proefpersonen produceren meer abstracte gebaren dan betekenisvolle gebaren. Personen met een ernstige afasie gebruiken meer betekenisvolle gebaren dan andere PMA, waarschijnlijk om de productiestoornissen te compenseren. De tijd post onset en ernst van de apraxie had geen invloed op de productie van gebaren .
Patiënten met schade anterior produceren meer betekenisvolle gebaren. Dit gebied ligt dicht bij de premotore cortex welke belangrijk is voor de spraakproductie, wat suggereert dat deze groep PMA met de gebaren compenseren voor hun verbale problemen.
Discussie
Deze resultaten suggereren dat PMA profiteren van ondersteuning van betekenisvolle gebaren en dat PMA betekenisvolle gebaren kunnen gebruiken als alternatieve vorm van communicatie. Zorgprofessionals zouden zich bewust moeten zijn van hun manier van communiceren met PMA.
In tegenstelling tot eerdere studies (Preisig et al., 2015; Eggenberger et al., 2016) laat deze studie zien dat PMA meer gefixeerd zijn op ondersteunende gebaren van hun gesprekspartner dan gezonde proefpersonen. Ook veranderen PMA vaker van blikrichting dan gezonde proefpersonen. De taalbegripsstoornis en de begripsstoornis voor gebaren hebben geen 1-op-1 relatie zoals genoemde onderzoekers beweerden. Ook is er geen gelijke stoornis in spraakproductie en productie van gebaren welke Cicone et al. en Glosser et al. in eerdere studies vonden.
PMA met een ernstige afasie en patiënten met anterieure schade produceren meer betekenisvolle gebaren. Dit suggereert dat het gebruik van betekenisvolle gebaren afhangt van verbale communicatieve mogelijkheden van de PMA.
Naar aanleiding van het artikel
- Gebruik jij altijd ondersteunende gebaren in gesprek met PMA?
- Maak je onderscheid in type gebaren?
- Zetten andere zorgprofessionals (jouw collega’s) ondersteunende gebaren in?