Nina Simmons-Mackie (2018): Communication partner training in aphasia: reflections on communication accommodation theory, Aphasiology, DOI: 10.1080/02687038.2018.1428282
Abstract
De Communication Accomodation Theory houdt in dat gesprekspartners voortdurend elkaar observeren, evalueren en aannames baseren op spreekstijl, dialect en lichaamstaal. Het doel is meestal om zich aan elkaar aan te passen en verschillen te verkleinen. Maar ook het tegenovergestelde komt voor, waarin mensen zich juist niet aanpassen om verschillen te verduidelijken en zich van anderen af te grenzen.
Hoe groter de behoefte voor goedkeuring of aansluiting, des te groter de waarschijnlijkheid dat de spreker zijn spreekstijl zo veel mogelijk laat lijken op die van de gesprekspartner.
Hierin schuilt een mogelijke oorzaak voor de observatie, dat mensen met afasie ondersteunende communicatiemiddelen in gesprekken met anderen regelmatig niet gebruiken. Deze inzichten geven ons nieuwe doelen voor Communicatie Partner Training.
Inleiding
Bij de behandeling van patiënten met afasie wordt veel gebruik gemaakt van compensatiestrategieën, zoals gebaren, afbeeldingen, schriftelijke ondersteuning, tekenen of technische hulpmiddelen. Echter lukt het niet altijd de geleerde compensaties te generaliseren naar dagelijkse gesprekken buiten de oefensituatie (Beukelman, Fager, Ball & Dietz, 2007; Jacobs, Drew, Ogletree & Pierce, 2004; Purdy & Dietz, 2010; Simmons-Mackie & Damico, 1995).
In dit artikel wordt een mogelijke verklaring besproken voor het gebrek aan generalisatie van compensatiestrategieën door personen met afasie (PMA). Deze verklaring kan ook een verrijking betekenen voor onze kijk op Communicatie Partner Training (CPT).
Communication Accommodation Theory
De Communication Accommodation Theory suggereert dat gesprekspartners zich aan elkaar aanpassen in communicatiestijl. De aanpassingen omvatten elementen van spraak, taalgebruik, prosodie, timing, luidheid, opbouw in discourse en nonverbale communicatie (Bourhis& Giles, 1977; Gallois & Giles, 2015). Ook aanpassingen in de inhoud van het gesprek, zoals de mate van openhartigheid en humor zijn mogelijk (Giles & Smith, 1979).
De Accomodation Theory is gebaseerd op verschillende uitgangspunten (Gallois & Giles, 2015; Giles & Orgay, 2007).
- Gesprekspartners vertonen verschillen en overeenkomsten in hun communicatief gedrag. Deze verschillen en overeenkomsten komen voort uit persoonlijke ervaringen en sociaal-culturele achtergronden en zijn zichtbaar voor de deelnemers.
- Ieder deelnemer van een gesprek beoordeelt een gesprek (en de gesprekspartner) deels op de communicatieve kenmerken van de gesprekspartner. Aannames worden genomen op basis van spreekstijl, dialect, lichaamstaal of andere kenmerken. De strekking van een boodschap wordt geëvalueerd en conclusies worden getrokken op basis van de karakteristieken van het bericht. Een gefluisterde opmerking kan bijvoorbeeld betekenen dat de boodschap vertrouwelijk is.
- Communicatieve omgangsvormen laten zien welke sociale status een spreker heeft en van welke groepen binnen onze maatschappij hij onderdeel uitmaakt.
De aanpassingen aan communicatiestijlen beogen vaak het minimaliseren van sociale verschillen, maar kunnen omgekeerd juist sociale verschillen benadrukken. Afhankelijk van het doel van het gesprek past een spreker zich aan zijn gesprekspartner aan door te kiezen voor toenadering of afwijking van de communicatieve karakteristieken. Hoe groter de behoefte voor goedkeuring en aansluiting, des te groter de waarschijnlijkheid dat de spreker zijn spreekstijl zo veel mogelijk laat lijken op die van zijn gesprekspartner.
Maar sprekers kunnen zich ook aanpassen door juist af te wijken van de spreekstijl van de gesprekspartner. Deze afwijking beklemtoont een verschil in positie en versterkt een belangrijk verschil in identiteit. Sprekers maken hiervan gebruik als zij zich willen onderscheiden van iemand uit een andere sociale groep (Giles & St. Claire, 1979).
Naast het afwijken van de communicatieve kenmerken van een ander is het ook mogelijk om juist een bepaalde communicatiestijl in stand te houden. Dit kan negatief worden opgevat, gezien dit het onderscheid of het gebrek aan overeenkomsten mogelijk benadrukt (Gallois & Giles, 2015).
Het onjuist toepassen van aanpassingen in communicatiestijl kan nadelig zijn (Gallois & Giles, 2015; Giles & Powesland, 1975, Giles & Smith, 1979). Hulpverleners spreken bijvoorbeeld regelmatig luider en met een overdreven prosodie met PMA. Deze misplaatste aanpassing wordt vaak als kinderachtig ervaren.
Aanpassingen in communicatie met afasie
Onderzoekers hebben geobserveerd dat PMA regelmatig geen gebruik maken van ondersteunende communicatieve strategieën tijdens gesprekken (Baxter, Enderby & Judge, 2012; Jacobs et al., 2004; Kagan, Black, Duchan, Simmons-Mackie & Square, 2001).
De drang naar aansluiting en acceptatie zou PMA kunnen motiveren om ongewone communicatievormen te vermijden en toenadering te zoeken tot de communicatiestijl van hun gesprekspartners. De verwachting is dat een afwijkende communicatievorm negatieve reacties kan uitlokken. Bovendien weten personen zonder kennis over afasie vaak niet hoe zíj zich moeten aanpassen aan de multimodale communicatiemogelijkheden van een PMA. Derhalve schuwen PMA het gebruik van mogelijk succesvolle strategieën of hulpmiddelen in een poging om meer te lijken op hun gesprekspartner.
Daarbij geldt ook dat minder sterke en minder zelfverzekerde personen meer de neiging hebben zich aan te passen aan sterkere communicatiepartners (e.g., West & Turner, 2014).
De aanpassingen in communicatie treden echter bij zowel de PMA als ook de gesprekspartner zonder afasie op. Gesprekspartners zonder afasie kunnen zich te veel of juist te weinig aanpassen aan de PMA. Te veel aanpassing wordt vaak ervaren als een neerbuigende benadering. Partners van PMA gebruiken vaak ook te veel aanpassingen om problemen in de communicatie te voorkomen. Zo antwoorden zij voor de PMA in een gesprek met anderen, onderbreken zij de PMA in hun beurt of corrigeren zij fouten. Te weinig aanpassing heeft vaak als gevolg, dat de PMA een gesprek niet kan volgen.
Aanpassingen in communicatie en behandeling van afasie
Net als gesprekken zelf zijn ook de aanpassingen in gesprekken een tweerichtingsverkeer.
De eerder besproken aanpassingen in communicatie worden onbewust toegepast. Niettemin is het mogelijk dat sprekers bewust ervoor kunnen kiezen gesprekken te vergemakkelijken door strategieën, zoals schrijven of gebaren te gebruiken. Een belangrijk doel voor afasietherapie is sprekers te trainen om doelbewust faciliterende aanpassingen toe te passen. Zodoende kan CPT minder efficiënte communicatie met afasie verhelpen. Als een gesprekspartner zonder afasie opzettelijk relevante communicatieaanpassingen initieert stelt hij daarmee de PMA in de gelegenheid om dit ook te doen (Simmons-Mackie, 1998). CPT methoden, zoals Supported Conversation for Adults with Aphasia (SCA) maken gebruik van dit principe. Daarnaast kunnen partners zonder afasie tijdens CPT leren om de door de PMA geïntroduceerde strategieën te herkennen en te imiteren.
De impact van partner-geïnitieerde-communicatieondersteuning is vooral duidelijk in situaties binnen de gezondheidszorg, waar PMA met onbekende gesprekspartners communiceren (bijv. artsen en verpleging) en zich qua positie ondergeschikt voelen. Dit verhoogt de sociale druk van de PMA om ongewone communicatiestijlen te vermijden. Indien de hulpverleners getraind zijn om communicatieondersteuningen te initiëren, hulpmiddelen te gebruiken en zich aan te passen aan de individuele communicatieve mogelijkheden, zullen PMA sneller de neiging hebben om zelf de strategieën toe te passen.
Ook ongepaste over-aanpassingen kunnen worden bestreden met CPT. Partners zonder afasie kunnen leren om gedrag te vermijden, dat kinderachtig en neerbuigend overkomt – een communicatiestijl die een negatief effect heeft op het zelfvertrouwen en zelfrespect van de luisteraar (Croteau & Le Dorze, 2001; Nussbaum, Pitts, Huber, Krieger & Ohs, 2005; O’Connor & Rigby, 1996; Ryan et al., 1986).
De Commmunication Accomodation Theory toont de noodzaak om PMA in staat te stellen communicatiestrategieën of hulpmiddelen te gebruiken, die gesprekken vergemakkelijken ondanks het verschil met de spreekstijl van de gesprekspartner.
Aanbevelingen
Er is veel onderzoek gedaan naar Communication Accomodation Theory binnen de sociolingustiek. Echter zijn er nog maar weinig onderzoeken gericht op afasie.
Het zou interessant zijn om communicatiepatronen bij PMA te onderzoeken, die in gesprek zijn met gesprekspartners die juist wel of juist geen ondersteunende communicatiestrategieën introduceren. Effectiviteit van afzonderlijke methoden voor partner training (bijv., SCA, Kagan et al., 2001; FRAME & SEGUE models of training, Burns et al., 2017) zou onderzocht kunnen worden om vast te stellen wat het effect is op de aanpassingen van de partners in de communicatie met PMA.
Conclusie
Communication Accomodation Theory suggereert een mogelijke oorzaak voor de communicatieproblemen bij afasie. Daarnaast biedt de theorie een duidelijke motivering voor partner training.
Implicaties voor de praktijk
Gebruik de kennis uit de Communication Accomodation Theory bij het begeleiden en vooral ook trainen van partners. Partners zullen zich niet bewust zijn van de belangrijke rol die zij hebben in het gesprek met hun afatische partners. Het gebruiken van ondersteunende communicatiestrategieën is niet vanzelfsprekend voor veel partners en vergt uitleg én training.