Afasie Jongeren Dagen 2016

Op 10 en 11 november 2016 hebben aan de Rijksuniversiteit Groningen de jaarlijkse Afasie Jongeren Dagen plaatsgevonden. De Afasie Jongeren Dagen zijn een initiatief van de Stichting Afasie Nederland (SAN) en AfasieNet. Jonge onderzoekers krijgen tijdens dit tweedaagse evenement de kans hun werk te presenteren, ideeën te delen en feedback van collega’s te verkrijgen.

Aphasia Junior Days 2016

De Afasie Jongeren Dagen

Op 10 en 11 november 2016 zijn de Afasie Jongeren Dagen weer gehouden. Tijdens deze dagen komen junior-onderzoekers samen om hun onderzoek met elkaar te delen en te bediscussiëren. Deze editie was weer uitstekend georganiseerd door de Rijksuniversiteit Groningen en vond plaats in de prachtige universiteitsgebouwen midden in de stad.

Zoals altijd was het programma zeer gevarieerd en werd een scala aan uiteenlopende onderzoeken gepresenteerd. Er bleek niet alleen onderzoek gedaan te worden naar taalproblemen door een beroerte bij volwassenen, maar op het programma stonden ook afasie bij kinderen, schrijfproblemen en taalproblemen ten gevolge van hersentumoren. De sfeer was ook dit jaar weer goed; informeel en open, met vaak een levendige discussie.

Het onderzoek naar afasie is grofweg in te delen in twee onderzoeksgebieden: het fundamentele onderzoek en klinisch toepasbaar onderzoek. Het eerste type onderzoek is gericht op het ontrafelen van het fenomeen afasie: waardoor ontstaat het en wat heeft het voor consequenties voor de taalverwerking? Met resultaten uit dit type onderzoek kunnen theoretische modellen opgesteld en verfijnd worden, waardoor we de taalverwerking beter kunnen begrijpen. Het klinisch toepasbare onderzoek is gericht op het verbeteren van de zorg voor mensen met afasie. Nieuwe onderzoeks- of behandelmethoden staan dan ook vaak centraal in dit type onderzoek. Het leuke van de Afasie Jongeren Dagen is dat beide typen onderzoek de revue passeren in willekeurige volgorde. Beide werkvelden hebben elkaar nodig; door fundamenteel onderzoek begrijpen we beter wat er mis gaat, en daarop kan weer nieuw diagnostisch of behandelmateriaal gebaseerd worden. Opvallend is dat er ook steeds meer gebruik gemaakt wordt van technieken om in ons brein te kijken.

Groepsfoto met alle presentatoren

Groepsfoto met alle presentatoren

Djaina Satoer

Donderdag werd het spits afgebeten door Djaina Satoer. Zij presenteerde een verkorte versie van een protocol voor intra-operatieve monitoring van taalfuncties tijdens wakkere hersenchirurgie voor mensen met een hersentumor. Deze patiëntengroep kampt vaak met milde taalproblemen, die met de standaard taaltesten niet te objectiveren zijn. Om deze reden is een nieuwe taaltest ontworpen. Deze test bleek echter ook geschikt te zijn om milde taalproblemen ten gevolge van andere oorzaken dan een hersentumor te diagnosticeren, zoals Djaina demonstreerde aan de hand van twee casussen. Djaina presenteerde de nieuwe naam DIMA, Diagnostic Instrument for Mild Aphasia. Er wordt hard gewerkt aan het gereed maken van de test voor een brede doelgroep.

Nienke Wolthuis

Nienke Wolthuis was de volgende spreker die zich ook bezig houdt met klinisch toepasbaar onderzoek. In de PLOTS-studie (Predicting Language Outcome After brain Tumour Surgery) worden taalproblemen bij mensen met een hersentumor (gliomen en meningeomen) in kaart gebracht. Daarnaast wordt er door middel van een preoperatief hersenfilmpje (elektroencefalografie, EEG) gezocht naar voorspellers voor het taalvermogen na operatie van een hersentumor. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de procedure rondom de hersenoperatie.

Jakolien den Hollander

EEG werd ook gebruikt door Jakolien den Hollander voor het diagnosticeren van spraakapraxie. Het is nog onduidelijk wat de onderliggende oorzaak voor een spraakapraxie is, maar er zijn wel verschillende theorieën die de stoornis op verschillende lagen van de taalverwerking plaatsen. Daarom heeft Jakolien een vooronderzoek uitgevoerd, waarbij ze het proces van spreken probeerde te volgen in de hersenen van studenten. Zij kon inderdaad drie verschillende processen onderscheiden, namelijk het vinden van het woord, het vinden van de klanken die bij het woord horen en het bepalen welke spieren nodig zijn om het woord uit te spreken. Met EEG zal Jakolien onderzoeken welk stadium of stadia van taalverwerkingsmodellen verstoord zijn bij spraakapraxie.

Jakolien den Hollander: Diagnosing apraxia of speech by using EEG

Kim van Dun

Andere junior onderzoekers gebruiken een andere techniek dan EEG om hersenactiviteit in kaart te brengen; (f)MRI (functional Magnetic Resonance Imaging). Kim van Dun wil bijvoorbeeld het verschil in hersenactiviteit tussen gezonde kinderen, kinderen met een slordig handschrift en kinderen met een motorische ontwikkelingsstoornis DCD (Developmental Coordination Disorder) onderzoeken. Ze zal met name bestuderen of er verschillen te zien zijn tijdens het schrijven tussen de groepen kinderen op het gebied van de werking van de kleine hersenen (cerebellum), die bekend staan om hun betrokkenheid bij de fijne motoriek. Naast MRI data, gebruikt Kim ook DTI, Diffusion Tensor Imaging.

Yulia Akinina

Yulia Akinina gebruikt ook MRI data, de zogenaamde voxel-based lesion symptom mapping, om te onderzoeken wat de oorzaak is van de bevinding dat een deel van de mensen met afasie moeite heeft met werkwoorden. Ze correleerde de informatie over de plaats en grootte van de laesie gemeten met MRI met de prestaties op een benoemtest, waarbij acties benoemd moeten worden. Het doel van het onderzoek was om te achterhalen welke hersengebieden betrokken zijn bij specifieke stappen in een theoretisch taalverwerkingsmodel, te weten conceptuele semantische verwerking en het ophalen van lemma’s.

Svetlana Averina

Om te onderzoeken of een verbetering door taaltherapie gecorreleerd is met de beschadiging van het brein, zal Svetlana Averina ook fMRI gebruiken. Ze presenteerde de onderzoeksopzet van haar studie waarin ze 100 mensen met afasie wil onderzoeken. De patiënten zullen een aantal MRI scans ondergaan op vaste momenten. Alle patiënten ontvangen een zelfde periode, dezelfde taaltherapie. Door de hersenscans voor en na de behandeling te vergelijken van patiënten die wel en degene die niet vooruit zijn gegaan na de therapie, kan beter voorspeld worden welke mensen baat zullen hebben bij therapie. Svetlana streeft ernaar om met deze gegevens een predictiemodel op te stellen, zodat kort na de beroerte al een precieze prognose gegeven kan worden voor het te verwachten herstel van de taalfunctie.

Marieke Blom en Kerstin Spielman

fMRI wordt ook gebruikt in de studie van Marieke Blom. Marieke werkt samen met Kerstin Spielman, die haar onderzoek ook presenteerde. Kerstin bestudeert het effect van tDCS (transcranial Direct Current Stimulation), een vorm van hersenstimulatie als aanvulling op standaard benoemtherapie. Kerstin presenteerde twee studies, waarin tDCS centraal staat. Ze heeft onder andere 58 mensen met afasie behandeld met benoemtherapie aangevuld met tDCS of nep-stimulatie. Er wordt verondersteld dat tDCS het effect van de taaltherapie vergroot, maar de resultaten zijn nog niet bekend. Ook onderzoekt Kerstin of tDCS effectief is wanneer het op het cerebellum wordt toegepast. Een deel van de patiënten uit Kerstins onderzoek heeft ook fMRI ondergaan, zodat het effect van tDCS op de werking van het brein onderzocht kan worden. De opzet van dit laatste onderzoek presenteerde Marieke. Er wordt verondersteld dat de hersenen effectiever taal verwerken als de linker hersenhelft betrokken is. Marieke onderzoekt of tDCS daadwerkelijk een dergelijk effect heeft op de hersenen.

Marieke Blom: Transcranial Direct Current Stimulation & aphasia: A neuroimaging study

Annie Ohlert

Hersenstimulatie door middel van nTMS (navigated Transcranial Magnetic Stimulation) wordt door Annie Ohlert gebruikt om het afbakenen te verbeteren van taalfuncties in gezond hersenweefsel en tumorweefsel. Als dit afbakenen voor aanvang van de operatie preciezer kan, is het mogelijk om de duur van de operatie te verkorten en de kans op taalproblemen na de operatie te beperken. Annie presenteerde de resultaten van gezonde proefpersonen die de nTMS ondergingen. Tijdens de stimulatie voerden ze de standaard benoemtaak van statische objecten uit, maar ook een nieuwe benoemtaak voor acties. De nieuwe actie-benoemtaak bleek even gevoelig voor het markeren van hersengebieden betrokken bij taalverwerking dan de standaard taak.

Inga Hameister

Fundamenteel onderzoek werd gepresenteerd door Inga Hameister, Juliana Feiden, Nathaniel Lartey en Nermina Cordalija. Inga bestudeerde het vertellen van een verhaal door mensen met afasie. Zij staan bekend om moeite te hebben met het vertellen van opeenvolgende gebeurtenissen. Inga gebruikte opnames van patiënten die gevraagd werden om een verhaal te vertellen bij een afbeelding waarop veel gebeurt. Inga ontwikkelde een scoringssysteem voor de vertel-taak en vergeleek de reacties van de mensen met afasie met die van mensen zonder taalproblemen. Ze vond dat mensen met afasie andere sleutelgebeurtenissen vertellen dan mensen zonder afasie en dat de volgorde van acties ook anders is. Mogelijk heeft dit te maken met bekende en vertrouwde concepten, die makkelijker op te roepen zijn wanneer je afasie hebt.

Juliana Feiden

Juliana Feiden onderzocht waarom bepaalde linguïstische constructies vaker verstoord raken bij mensen met afasie dan andere constructies. Syntactische constructies waarbij grammaticale informatie gekoppeld moet worden aan informatie die al eerder gegeven is, de zogenaamde discourse-linking, blijkt in het bijzonder moeilijk. Juliana onderzocht in haar moedertaal Braziliaans-Portugees hoe de linguïstische constructies die afhankelijk zijn van discourse-linking verstoord zijn door afasie. Ze concentreerde zich met name op tijdsreferentie en conceptuele anaforen en onderzocht welke specifieke fouten gemaakt worden bij deze structuren.

Nathaniel Lartey

Nathaniel Lartey uit Ghana onderzocht afasie in zijn moedertaal Akan. Er is bekend dat bepaalde types vraagwoorden moeilijker zijn voor mensen met agrammatische afasie. Nathaniel onderzocht of dat voor zijn taal ook gold en vergeleek het begrip van vragen met betrekking tot het subject van de zin met het begrip van vragen met betrekking tot het object. Het Akan blijkt uitermate geschikt voor dit onderzoek door Akan’s unieke kenmerken op het gebied van het vormen van vragen. Nathaniel vond, tegenstrijdig met wat er verondersteld wordt, dat er verschillen zijn in het begrip van de twee soorten vragen.

Nermina Cordalija

Nermina Cordalija heeft het benoemen van acties onderzocht in het Bosnisch/Kroatisch/Servisch, omdat verschillende categorieën werkwoorden een andere complexiteit hebben. Werkwoorden die op zichzelf gebruikt kunnen worden zoals regenen, zijn makkelijker dan werkwoorden waarbij extra elementen, de zogenaamde argumenten, nodig zijn, zoals zagen (wie zaagt en wat wordt er gezaagd zijn ook nodig). Twee theorieën op het gebied van de complexiteit van deze werkwoorden spreken elkaar tegen. De één zegt dat het te maken heeft met het aantal elementen dat geactiveerd moet worden, maar de ander zegt dat het te maken heeft met de woordvolgorde die verandert door het gebruik van deze werkwoorden. Nermina onderzocht vooral het verplaatsen van de argumenten, waardoor afgeweken moet worden van de basiswoordvolgorde.

Els van de Pavert

Klinisch toepasbaar onderzoek werd gepresenteerd door Els van de Pavert. Kinderen kunnen ook afasie krijgen door hersenbeschadiging, maar deze afasie verschilt van die bij volwassenen, aangezien het taalsysteem nog volop in ontwikkeling is. Theoretisch zou er een groter herstelvermogen kunnen zijn, omdat er meer plasticiteit is bij kinderen. Het herstel kan dus volledig zijn. Het kan echter ook zo zijn dat door de hersenbeschadiging de taalverwerving ook stil komt te staan of trager verloopt, waardoor deze kinderen nooit meer volledig kunnen herstellen. In september is er een landelijk project van start gegaan over kinderafasie in Nederland met als doel de revalidatie van kinderen met verworven taal- en communicatieproblemen in Nederland te optimaliseren. Welke kenmerken hebben kinderen die in Nederland worden behandeld voor verworven taal- en communicatieproblemen, welke behandeling genieten zij en welke knelpunten worden ervaren door de kinderen zelf, hun ouders en hun behandelaren?  Het project, genaamd Kinderafasie in Kaart, zal expertise van verschillende behandelaren op dit gebied bundelen om uiteindelijk een systematische registratie op te zetten, waarin diagnostiek en behandeling van kinderen met verworven taal- en communicatieproblemen worden vast gelegd.

Els van de Pavert: KIK, Kinderafasie in Kaart: mapping the field of ACA

Marina Ruiter

Marina Ruiter vertelde over de studies die momenteel lopen om de construct validiteit van de Amsterdam-Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT) te verbeteren. Sommige scenario’s zijn aangepast zodat ze beter alledaagse communicatieve situaties representeren. Voor de nieuwe scenario’s wordt een kwantitatieve scoring ontwikkeld, zodat gevoeliger gemeten kan worden hoe informatief de gecommuniceerde boodschap is en ook een maat voor verbale efficiëntie afgeleid kan worden. Op deze manier krijgt de onderzoeker of logopedist een beter beeld van welke elementen in de dagelijkse communicatie verstoord zijn. Dit kan dan weer specifiek geoefend worden tijdens de therapie. Tevens vertelde ze over het SIMPTELL-project van het Language in Interaction consortium. SIMPTELL staat voor Semi-onafhankelijke Interactieve Multimodale Productie Training van ELLipsen (bij Broca-afasie). Het project is gericht op het verder ontwikkelen en verbeteren van een bestaande web-gebaseerde applicatie voor mensen met chronische afasie (eREST). Mensen met afasie die moeite hebben met het maken van zinnen, wordt middels een computerprogramma geleerd om korte, eenvoudige zinnen te maken. Zo kunnen ze toch hun boodschap overbrengen, zonder te hoeven worstelen met hun zinsbouw.

Marina Ruiter: Amsterdam-Nijmegen Everyday Language Test (ANELT: Blomert et al., 1995): Towards improved construct validity using a quantitative scoring procedure

Femke Nouwens

De ANTAT wordt ook gebruikt door Femke Nouwens als belangrijkste taaltest in haar onderzoek. Zij bestudeerde het effect van vroeg gestarte intensieve taaltherapie in een grote groepen mensen met afasie. De deelnemers werden op basis van het lot verdeeld over de groep die vroege intensieve taaltherapie kreeg of de groep die vier weken geen therapie kreeg (uitgestelde therapie). De groepen werden na vier weken, drie maanden en zes maanden vergeleken op een groot aantal taaltesten. Het bleek dat er geen effect was van de vroege intensieve therapie. Femke concludeerde dan ook dat zo vroeg mogelijk na de beroerte niet gestart hoeft worden deze vorm van therapie, waardoor er in de ziekenhuisfase meer tijd voor onderzoek en begeleiding is.

Stefanie Keulen

De Afasie Jongeren Dagen werden afgesloten door Stefanie Keulen die ons meer vertelde over het fenomeen FAS (Foreign Accent Syndrome). Mensen die dit zeldzame fenomeen hebben, spreken plotseling met een ander accent. Stefanie presenteerde een range aan oorzaken voor FAS, waarbij hersenbeschadiging het meeste voorkwam. Stefanie tracht een neurolinguïstische analyse te realiseren van de verschillende subtypes van de aandoening. Ze presenteerde twee interessante casussen, waarbij gesuggereerd wordt dat het cerebellum mogelijk een rol kan spelen bij FAS.

Nieuwe informatie, ideeën en onderzoeksvragen

En zo bleek de cirkel rond en was een eind gekomen aan de Afasie Jongeren Dagen 2016. Iedereen gaat naar huis met een hoofd vol nieuwe informatie, maar ook veel vragen. En juist deze vragen kunnen de basis zijn voor nieuw onderzoek gericht op het verbeteren van onze kennis, benadering en behandeling van afasie.

Met dank aan Femke Nouwens voor het verslag.

donderdag 17-11-2016

in categorie:

Geen reactie

Geef je reactie

Laatste reacties

Webshop

  • Bestel online voorlichting, spel- en oefenmaterialen, de Afasie Nieuwslezer, Top! 2Games, Top! Woordvinding en meer.

    Webshop

Als deelnemer heb je toegang tot

Steun Stichting AfasieNet
met een donatie