Bij de les
Mijn collega’s en ik delen voortdurend onze kennis over afasie. Vaak gebeurt dat in een les, aan een divers pluimage: verpleging, fysiotherapeuten, de vrijwilligers van ons revalidatiecentrum, en aan studenten logopedie, psychologie en geneeskunde. Het maakt niet uit: iedereen die in het (vrijwilligers-)werk te maken kan krijgen met personen met afasie, moet goed worden geïnformeerd. Als studenten in hun uiteindelijke werk niet in contact komen met personen met afasie, kan het trouwens helemaal geen kwaad om over afasie te leren. Hoe meer mensen kennis hebben over afasie, hoe beter. En daarom vragen we bijna altijd onze afasierevalidanten om mee te werken aan de lessen.
Het maakt altijd indruk op de studenten of cursisten, die confrontatie met mensen die tot voor kort een normaal leven hadden, en ineens niet meer in staat zijn om zich te kunnen uiten. (Dat weet ik van mijn eigen eerste afasie-lessen ook nog héél goed!) Aan mijn laatste gastcollege voor psychologiestudenten werkte Stella mee: een jonge vrouw, wiens ouders ook in de zaal aanwezig waren. Het maakte een diepe indruk op de studenten dat Stella nét zo oud en nét zo student was als zij, toen zij een hersenbloeding kreeg, met ernstige afasie en spraakapraxie als gevolg.
Na zo’n eerste confrontatie met een persoon met afasie zijn er veel vragen: hoe kan je zorg verlenen? Hoe voer ik een gesprek met iemand met afasie? Kan ik überhaupt wel een gesprek voeren, of contact maken? Stella en ik konden samen aan de studenten laten zien dat dat héél goed mogelijk is, door de manier van gespreksvoering aan te passen. Er ging een voelbare opluchting door de zaal. En toen kwamen de vragen voor Stella, en haar ouders. (Vóór het college had ik hen gevraagd of ze dat goed vonden.) De vragen van de studenten werden openhartig door hen beantwoord, en in de zaal kon je een speld horen vallen… Natuurlijk hadden de studenten van mij vóór de pauze ook de theorie over afasie te horen gekregen, maar ze leerden die ochtend het meeste (en het belangrijkste) van Stella en haar ouders.
Bij collega’s die al weten wat afasie is, is de confrontatie vaak minder groot. Maar als we in de cursussen voor verpleging en fysiotherapeuten gaan oefenen in rollenspelen, of met de revalidanten oefenen, komt altijd weer de erkenning om de hoek: erkenning dat het nou eenmaal moeilijk is om alle informatie in een gesprek goed helder te krijgen. En dat het sowieso extra tijd en moeite kost (voor beide partijen). Vanuit dat perspectief vallen de meeste kwartjes!
Na afloop van de lessen zijn de cursisten en studenten dankbaar dat ze mochten leren van iemand met afasie. Want ze zijn er altijd goed van doordrongen hoeveel moed daarvoor nodig is. Er was eens een groep logopedie-studentes die daarom cadeautjes meenam voor de afasierevalidanten. Die uiting van dank was mooi om te zien. Een luid applaus voor de revalidant klinkt ook vaak na een les, als waardering van de studenten of cursisten.
Maar niet alleen de studenten of cursisten leren van de afasielessen. Ook de bij de revalidanten gebeurt er vaak iets bij deelname aan de les. Als we hen vragen om mee te doen, zijn ze vaak ontzettend gemotiveerd om de afasie mee ‘uit te dragen’ en een bijdrage te leveren aan het onderwijs. Maar als het eenmaal zover is, zijn de revalidanten vaak nerveus. Ook Stella had getwijfeld of ze mee zou doen, vooral omdat er zoveel leeftijdgenoten in de zaal zaten. Uiteindelijk besloot ze toch om mee te doen: het delen van kennis over afasie en het meedoen in een onderwijsomgeving gaven voor haar toch de doorslag.
Aan een ander gastcollege, een paar jaar geleden, werkte een relatief jonge man mee. Ik noem hem ‘Sander’. Voor zijn werk was Sander gewend om presentaties te geven, maar nu was hij in het begin van het college héél nerveus. Toch nam hij gaandeweg het college het initiatief langzaam over, door de vele vragen aan hem en zijn vrouw, die er ook bij was. Ik leunde zelfs een beetje achterover. Het werd een prachtig college, waarbij Sander zijn verhaal goed kon vertellen en daarmee boven zichzelf uitsteeg. Bij het kopje koffie na afloop vertelde Sander dat hij niet meer wist dat hij hiertoe in staat was, maar dat deelname aan de les hem weer dat vertrouwen had gegeven.
Ná een college of les stel ik meestal voor om nog even wat te drinken met de revalidant en de naaste, als de vermoeidheid niet te groot is. Het is namelijk heel fijn om even na te praten. Ik plan na de lessen standaard ‘vrije ruimte’. De revalidanten zijn altijd opgelucht dat het voorbij is, maar ook trots: dat ze de moed vonden om zich zo kwetsbaar op te stellen en een bijdrage konden leveren aan de ontwikkeling van anderen, en aan de bekendheid van afasie. Dit geeft vaak ook vertrouwen.
Ook Stella was blij met hoe het college was verlopen. Toen ik haar na afloop van het college vroeg of ze nog puf had om nog even na te babbelen, samen met haar ouders, reageerde ze enthousiast: ‘Pannenkoeken!’ En zo belandden Stella, haar moeder en ik moe, maar voldaan in het pannenkoekenhuis even verderop. Was ik even blij dat ik mezelf nog even had ‘vrijgepland’!