De stagiaire deed haar eerste ervaringen op met neurologische cliënten. De hoeveelheid informatie duizelde haar af en toe. Het tot leven komen van de theorie bracht soms net zoveel vragen als antwoorden. Door haar vragen stond ik weer even stil bij alles wat voor mij inmiddels zo ongeveer dagelijkse kost was.
Het soort werk wat ik doe is namelijk niet wat ik geleerd heb tijdens de opleiding Logopedie. Ik kijk naar mensen in hun geheel. Mensen met beperkingen, problemen, uitdagingen, kansen, mogelijkheden: hoe je het ook maar noemen wilt. Maar bovenal zie ik het liefste dat wat we allemaal zijn: mens. En geen enkel mens is hetzelfde. Bij mijn blik op een mens zit altijd een gevulde rugzak op mijn rug. Die rugzak helpt mij kijken naar het zo krachtige middel dat wij als mensen tot onze beschikking hebben: taal.
Taal om je te uiten, om te delen, om te troosten, om te begrijpen, om te verwoorden, maar ook om pijn te doen. Door lelijke woorden te gebruiken, maar ook door niet te praten.
Het gemis van taal – als is het maar een klein stukje – doet dan ook zoveel meer dan ‘slechts’ moeite hebben met communiceren. Het doet zoveel meer dan moeilijk kunnen spreken of lezen, schrijven of begrijpen. Het vormt een stukje van je identiteit. Voor jezelf als persoon en voor jezelf in relatie tot anderen.
Deze boodschap is feitelijk een stukje theorie. Een stukje theorie met daarin mijn eigen visie. Voor mij is het belangrijk: ik geef het daarom graag aan anderen mee. Zo ook aan mijn stagiaire. De stagiaire die niet zo goed wist wat ze er mee moest. Totdat één van mijn cliënten met lichte afasie en spraakapraxie het haar opeens zo duidelijk maakte tijdens een evaluatie.
De stagiaire vroeg: “Kunt u nu beter spreken dan toen u begon?”
En mijn cliënt antwoordde: “Ik spreek nog net zo beroerd.”
Stagiaire, verbaasd: “Waarom bent u dan zo positief over de behandeling?”
Cliënt: “Omdat ik nu weet dat het bij mij hoort en ik daar nu goed mee om kan gaan, los van wat anderen vinden.”
Het kwartje viel…
Vaak ben ik niet meer de logopedist zoals ik ooit geleerd heb te zijn: de logopedist die zich richt op het uitlokken en verbeteren van taal. Gaandeweg is mijn aandacht verschoven naar communicatie in het geheel en de impact ervan op relaties – in de breedste zin van het woord. Gelukkig heb ik een werkplek gevonden waar ik dat kan inzetten en mag uitdragen. Daar ben ik dankbaar voor. Tegelijkertijd realiseer ik me dat dit voor elke logopedist anders is. Daarom sluit ik deze keer weer eens af met een vraag: Wat vind jij het mooiste aan je vak?