Waar gaat dit heen?

Christine Versluis schreef haar proefschrift over hoe gesprekspartners de beperkte taaluitingen van mensen met afasie beter op waarde kunnen schatten.

Vanuit haar verkennende onderzoek geeft ze een paar nuttige suggesties voor de praktijk.

Promotiedatum 6 april 2017
(CO-)Promotoren Prof. Gerard Steen (UVA), Prof. dr. Lourens de Vries (VU) en Co-promotor Prof. dr. emeritus Theo Janssen
Instelling Faculteit der Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam

Een genre analytische benadering van gesprekken met afasie.

‘Waar gaat dit heen?’: typisch een vraag die in je kan opkomen als je in gesprek bent met iemand met afasie. Je doet een voor de hand liggende suggestie, maar raden blijkt lastig. Wat zijn je opties? Het is vaak maar moeilijk te voorspellen.

Het doel van het onderzoek van Christine was om erachter te komen wat de oorzaak is van ons onvermogen om met afatische gesprekspartners te communiceren. Hoe kunnen we de uitingen die zij doen beter begrijpen?

Een aantal tips voor de praktijk

o   Voel je ongemakkelijk

Conversationele harmonie of handigheid voelt misschien prettig aan voor de afatische en de niet-afatische spreker. Maar conversationeel succes is niet per se communicatief succes. De afatische gesprekspartner moet assertief zijn en heel duidelijk maken wat zijn/haar oriëntatie op een gesprek is. Een heel directe spreekstijl en gebruik van taboe-woorden is wellicht een nuttig middel daarvoor. Verdraag ongemak.

o   Nieuwsgierig zijn

Denk bij communicatieproblemen in gesprekken met afasie ‘out of your box’. Neem de verbale uitingen van sprekers met niet-vloeiende afasie serieus. Als je ze niet begrijpt, probeer dan te achterhalen in welk kader ze betekenisvol kunnen zijn. Dat kan een interessante reis zijn.

o   Waar zijn jullie mee bezig?

Wees je bewust van het soort gesprek dat je samen hebt. Ben je aan het trainen of aan het testen, ben je aan het kletsen, ben je een slecht-nieuws gesprek aan het voeren? Welk taalgebruik past daarbij, welke tekstkeuze, welke contextuele factoren zijn aan de orde? Bedenk wat je deelt met elkaar: een arsenaal aan sociale, interactieve en culturele kennis. Beperkte afatische uitingen kunnen daar heel strategisch naar verwijzen.

o   Jezelf en de ander

(H)erken je eigen professionele vooroordeel. Iemand heeft meer in het leven dan alleen afasie. Communiceren is meer dan voor de zekerheid praten over bekende zaken. Het is het delen van je eigen kijk op een zaak, het mededelen van jezelf. In dat opzicht betekent afasie een onmiskenbaar verlies aan mogelijkheden. Maar wat is de communicatieve winst van afasie? Wat maakt een gesprek met afasie zo bijzonder? Durf elkaar ook die vraag te stellen en samen het antwoord daarop in kaart te brengen.

Lees hier de ‘afasievriendelijke samenvatting‘. Interesssant om bijvoorbeeld met een afasiegroep door te nemen.

Samenvatting

‘Why this now’ beschrijft een discourse analytisch onderzoek naar de communicatieve waarde van verbale uitingen van mensen met niet-vloeiende afasie. Ze hebben een goed taalbegrip, maar spreken langzaam, zoekend naar klanken en woorden, en ze maken onvolledige (‘elliptische’) en semantisch onspecifieke zinnen. Bijvoorbeeld: dinsdag validatiecentrum en half vijf klopklopklopklop.

Het onderzoek begint met de gedachte dat de betekenis van verbale uitingen afhankelijk is van het soort gesprek dat je voert. Bij iedere soort interactie – van whatsappen tot een toespraak houden – hebben mensen bepaalde verwachtingen van de kennis die ze nodig hebben en van de manier waarop ze zich moeten gedragen om eraan deel te nemen. In de stamkroeg bestel je bijvoorbeeld een biertje op een losse, informele toon en in de rechtszaal houd je een pleidooi met een zorgvuldig gekozen retorische opbouw. De vorm en de betekenis van een verbale uiting hangt samen met de verwachtingen die de spreker heeft van verschillende facetten van de interactie: de contextuele facetten (stamkroeg of rechtszaal), de tekstuele (bestellen of pleiten) en de linguïstische facetten (informele stijl of retoriek).

De hypothese in dit proefschrift is dat je de betekenis van een door afasie beperkte verbale uiting beter kunt begrijpen als je weet in welk kader van kennis en gedrag de spreker die uiting doet. Wanneer gesprekspartners verschillende verwachtingen hebben van hun gesprek, kan dat juist de waardering van elkaars uitingen belemmeren. Is het mogelijk dat communicatieproblemen in gesprekken met afasie ontstaan doordat de gesprekspartners dat soort verschillende verwachtingen hebben?

"...gesprekspartners met afasie passen zich anders aan aan niet-vloeiendheid dan gesprekspartners zonder afasie."

Om dit te onderzoeken heeft Christine een gespreksanalyse – een zogenaamde genre analyse – gemaakt van drie persoonlijke interviews met een afatische geïnterviewde en een niet-afatische interviewer. Zij verteld: Op basis van hun taaluitingen en genrekennis heb ik reconstructies gemaakt van de contextuele, tekstuele en talige verwachtingen van de gesprekspartners. De uitkomst van deze analyses is opvallend. De verwachtingspatronen van de afatische gesprekpartners waren heel normaal. Ze pasten typisch bij het gespreksgenre van het persoonlijke interview: complexe verhalen over wezenlijke persoonlijke ervaringen, in dit geval de beroerte en de gevolgen daarvan. Als zij een elliptische uiting als “heen en weer geslingerd” gebruikten, betekende dat in hun perspectief ‘heen en weer geslingerd tussen leven en dood.’ De verwachtingspatronen van de niet-afatische interviewers daarentegen, waren opvallend beperkt. Zij gingen ervan uit dat vooral de contextuele facetten van het gesprek belangrijk waren en dat de tekstuele facetten niet al te ingewikkeld zouden zijn. In dat kader vatten zij een uiting als “heen en weer geslingerd” dus heel concreet op: “bedoelt u dat uw lichaam heen en weer ging?” De analyses lieten ook zien dat het betekenispotentieel van de beperkte afatische uitingen goed kon worden benut als gesprekspartners zich bewust werden van hun verschillende perspectieven op het gesprek. Zij gingen dan samen op zoek naar een passend kader voor de onbegrepen taaluiting.

Conclusie

Mijn studie suggereert dat gesprekspartners met afasie zich anders aanpassen aan niet-vloeiendheid dan gesprekspartners zonder afasie. De laatsten hanteerden het motto: als je geen vloeiende beheersing van taal hebt, houd je boodschap dan eenvoudig en gebruik je taalvermogen om de conversatie zelf zo goed mogelijk te managen. Afatische gesprekspartners lieten zich echter helemaal niet beperken in de verhalen die zij zouden kunnen en willen vertellen. Zij pasten wel hun linguïstische keuzes aan en probeerden vooral (fragmenten van) taaluitingen te gebruiken die aansloten op kennis die zij als Nederlandse taalgebruikers verwachten te delen met hun gesprekspartner: Als je een persoonlijk gesprek voert over een levensveranderende gebeurtenis dan ligt een figuurlijke interpretatie van ‘heen en weergeslingerd’ vanzelfsprekend binnen je bereik.

IMG_versluis-1-e1492767071951_700x550_acf_cropped

Webshop

  • Bestel online voorlichting, spel- en oefenmaterialen, de Afasie Nieuwslezer, Top! 2Games, Top! Woordvinding en meer.

    Webshop

Als deelnemer heb je toegang tot

Steun Stichting AfasieNet
met een donatie