Dit proefschrift richt zich op de linguïstische expressie van tijdsverwijzing bij mensen met een taalstoornis (agrammatische afasie) en sprekers zonder hersenletsel. Het proefschrift maakt gebruik van online en offline methodes. De taal waarop wordt gefocust is het Thai, een Zuidoost-Aziatische taal die qua structuur en morfologie verschilt van Indo-Europese talen. Dit onderzoek draagt bij aan het vergroten van de vertegenwoordiging van Aziatische talen in de afasiologie en neurolinguïstische literatuur en tevens tot een beter begrip van temporele verwerking.
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van het proefschrift. Het introduceert de concepten van agrammatische spraak en tijdsverwijzing. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de relevante kenmerken van de Thaise taal om de lezers vertrouwd te maken met de basisstructuren van het Thai. Daarnaast wordt een samenvatting gegeven van relevante theoretische kaders en methodologieën. Tenslotte worden de onderzoeksvragen gepresenteerd.
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 schetst een beeld van de spontane spraak van Thaise sprekers met agrammatische afasie. De grammaticale vaardigheden van negen agrammatische sprekers worden geanalyseerd en vergeleken met die van negen sprekers zonder hersenletsel. De studie onderzoekt zowel typische kenmerken van agrammatische spraak als ook specifieke kenmerken van de Thaise taal: seriële werkwoorden, aspectuele bijwoorden en beleefdheidspartikels. De bevindingen zijn in overeenstemming met de belangrijkste agrammatische kenmerken gerapporteerd in andere talen, zoals een lagere spreeksnelheid en korte en vaak ongrammaticale uitingen. De sprekers met agrammatische afasie vertoonden ook verschillen in kenmerken die specifiek zijn voor het Thai: ze produceerden minder seriële werkwoorden, maar meer beleefdheidspartikels dan de sprekers zonder hersenletsel.
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 onderzoekt patronen van productie en begrip van tijdsverwijzing bij Thaise agrammatische sprekers. Belangrijk is dat het Thai, in tegenstelling tot Indo-Europese talen, geen tijdsmarkering op het werkwoord gebruikt om te verwijzen naar een werkwoordstijd. Het Thai duidt tijdsverwijzing aan door middel van aspectuele markering. Bij een steekproef van negen Thaise agrammatische sprekers was het verwijzen naar de toekomst meer aangetast dan verwijzen naar het verleden en het heden, voor zowel productie als begrip. De foutenanalyse voor productie toonde echter ook substitutie- en weglatingsfouten voor verwijzing naar het verleden en het heden. Daarnaast toonde de foutenanalyse ook het gebruik van negatie als verwijzing naar de toekomst. Er wordt beargumenteerd dat negatie een alternatieve manier is om in het Thai naar de toekomst te verwijzen. Wanneer hiermee rekening werd gehouden was er geen verschil in accuratesse tussen de drie tijdscategorieën. Deze observaties worden besproken in het kader van de PADILIH.
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4 onderzoekt hoe foutieve tijdsverwijzing in het Thai wordt verwerkt. Met behulp van een ERP-opzet werd de verwerking en het herstel van foutieve tijdsverwijzing onderzocht. Hierbij werden de incorrecte tijdsverwijzingen veroorzaakt door twee verschillende soorten bijwoorden: lexicaal en aspectueel. De resultaten toonden een N400-effect voor een mismatch in de tijdsaanduiding. Er werd ook een P600 effect gevonden, maar alleen in de conditie waarin de overtreding bestond uit een temporeel bijwoord gevolgd door een aspectueel bijwoord (en niet in de omgekeerde conditie). Er wordt gesteld dat temporele (lexicale elementen) en aspectuele bijwoorden (grammaticale elementen) verschillende soorten zinsherstel en heranalyse triggeren (zoals weergegeven door de P600). In vergelijking met Indo-Europese talen, waar foutieve tijdsverwijzing door vervoeging van een werkwoord resulteert in een (LAN +) P600, zijn in het Thai temporele en aspectuele bijwoorden semantisch van aard en veroorzaken een N400. Aangezien temporele bijwoorden echter meer tijdspecifiek zijn dan aspectuele bijwoorden, veroorzaakt schending van temporele bijwoorden ook een P600.
Hoofdstuk 5
Dit proefschrift eindigt met algemene conclusies en discussie in Hoofdstuk 5. Er worden drie belangrijke conclusies getrokken. Ten eerste bleken de belangrijkste kenmerken van agrammatische spraak consistent te zijn in verschillende talen. Dit onderzoek naar de Thaise taal heeft aangetoond dat er daarnaast ook taalspecifieke kenmerken zijn. Ten tweede verschillen de problemen met tijdsverwijzing van taal tot taal, afhankelijk van de taalstructuur. Ten slotte blijkt dat het menselijk brein anders reageert op verschillende soorten foutieve tijdsverwijzing. Daarmee biedt het onderzoeken van het Thai cruciale inzichten voor ons begrip van hoe het brein tijdsverwijzing verwerkt.
Het Thai is een weinig bestudeerde taal die in veel opzichten verschilt van de meeste talen die in het verleden zijn onderzocht. Door het Thai te onderzoeken heeft dit proefschrift een breder en dieper begrip opgeleverd van taalstoornissen en taalverwerking. Hierdoor levert dit proefschrift waardevolle theoretische en klinische suggesties voor toekomstig onderzoek.