Meten is weten
Ik heb een nieuwe manager.
Ik heb kennisgemaakt met mijn nieuwe manager.
Hij was nieuwsgierig naar mijn werk.
Hij vroeg: ‘Wat is afasie?’
En: ‘Wat doet een logopedist in een revalidatiecentrum?’
klinisch linguïst
Ik werk als logopedist en klinisch linguïst.
De logopedist kende hij wel een beetje.
Maar van klinisch linguïst had hij geen idee.
Ik heb mijn nieuwe manager veel uitgelegd:
– Over afasie
– Over mijn dagelijkse werk als logopedist
– Over mijn dagelijkse werk als klinisch linguïst
Kennis
Klinisch linguïsten helpen logopedisten en afasietherapeuten.
Met extra kennis over taal en afasie.
Ze helpen bij het afasie-onderzoek.
En ze denken mee over de beste afasietherapie.
Voorbeeld
Bijvoorbeeld:
Een meneer die na een beroerte ineens ‘anders’ praat.
Ik noem hem Joop.
Joop scoort goed op alle taaltests.
Maar Joop’s familie kan hem slechter begrijpen.
‘Joop praat rommelig’, zegt de familie.
‘Het is vermoeiend om Joop goed te begrijpen.’
En dat had de familie goed opgemerkt!
Want de klinisch linguïst luisterde nog eens extra naar de taal van Joop.
En beoordeelde elke zin.
En toen werd duidelijk:
Joop wist de goede woorden.
Maar hij maakte slechte zinnen.
Probleem duidelijk
Het was fijn dat het probleem nu duidelijk was:
Daardoor had de familie meer begrip voor Joop.
En de logopedist wist nu:
Ik kan Joop helpen.
We gaan oefenen met het maken van goede zinnen.
Veel voorbeelden
Als de revalidant en de logopedist zo doelgericht weer verder kunnen,
ben ik tevreden.
Daar heb ik zoveel voorbeelden van!
Ik kon dus nog wel een ochtendje doorgaan
met vertellen aan mijn nieuwe manager.
Maar ja… de tijd was om.
Ook dat hoort bij het werk in een revalidatiecentrum…