Slim met afasie
Dit jaar mocht ik voor mijn werk een opleiding volgen.
De docent van deze opleiding is ergotherapeut.
Deze ergotherapeut zegt:
Testen maken namelijk wel duidelijk wat iemand wel en niet kán.
Maar niet per se wat iemand met hersenletsel dóét!
En ze zegt ook:
het dagelijks leven van mensen met hersenletsel is veranderd.
Niet afasie bepaalt wat mensen doen in het dagelijks leven.
Maar het denken is bepalend voor wat mensen doen.
Het ‘cognitieve niveau’.
En bij mensen met afasie is het denken altijd aangedaan.
Zegt de docent.
Ik vond dat een moeilijke boodschap.
Taal en plannen
Oké:
mensen met afasie hebben vaak cognitieve problemen.
Bijvoorbeeld aandachtsproblemen.
Ze zijn sneller moe.
Of gevoeliger voor prikkels.
En taal gebruik je bij plannen en organiseren.
Als de taal moeilijker is,
Is plannen en organiseren misschien moeilijker.
Maar in mijn werk zie ik vaak dat mensen met afasie dat toch goed kunnen:
plannen, organiseren, en vooral improviseren!
Improviseren
Daar heb ik een voorbeeld van:
Er was eens… een stagiaire logopedie.
Die stagiaire was ik.
Ik behandelde een meneer met afasie.
Ik noem hem Cor.
Cor wilde leren om een taxi te bestellen.
Dus ik oefende met Cor het bestellen van een taxi.
We oefenden een paar keer in rollenspelen.
Toen ging het goed.
Taxi bellen
Een paar dagen later was zijn vrouw jarig.
Stiekem bestelde Cor een taxi.
Hij nam even later een taxi naar huis.
Hij feliciteerde zijn vrouw.
En belde toen naar de logopedie.
Om te vertellen dat hij thuis was.
Maar dat hij met een taxi weer naar de Hoogstraat terug zou komen.
Cor had afasie.
Maar hij kon écht wel plannen, organiseren en improviseren!