We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om functies voor social media te bieden en om ons websiteverkeer te analyseren. Ook delen we informatie over uw gebruik van onze site met onze partners voor social media, adverteren en analyse. Deze partners kunnen deze gegevens combineren met andere informatie die u aan ze heeft verstrekt of die ze hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun services. U gaat akkoord met onze cookies als u onze website blijft gebruiken.
Heeft leven van Angelique (57) met afasie
Wakker worden in een andere wereld
Haar verhaal over het leven met afasie
In Wakker worden in een andere wereld neemt Angelique haar lezers mee naar de dag van haar beroerte,
de eerste dagen in het ziekenhuis en het verblijf in een revalidatiecentrum.
Haar herstel ging met horten en stoten, vooral het praten blijft helaas lastig.
Ze laat zien wat dat met haar en haar omgeving doet
én hoe ze haar leven met afasie uiteindelijk heeft kunnen omarmen.
Angelique deelt hieronder een fragment uit haar boek.
Woorden omschrijven
Enkele jaren geleden, na mijn herseninfarct,
ging ik naar een speciaalzaak voor koffie.
Ik moest koffie hebben voor een cafetière.
Maar ik kwam er niet op.
Ik heb afasie en praat niet zo goed als vroeger.
De verkoper begon te lachen. Uit ongemak.
Ik heb dat zelf ook wel eens, dat ik moet lachen omdat iemand iets naars vertelt.
Ik ben tenslotte ook jong geweest;
ik wist ook niets van NAH af en zeker niets over afasie.
Toen ben ik het gaan omschrijven.
De verkoper wist het direct: “een cafetière” zei zij.
Ze gaf de koffie mee in de juiste maling.
Samen op pad
Niet alleen tussen iemand met afasie en de “gewone” mens is communicatie best lastig.
Maar ook onder mensen die afasie hebben gaat het weleens stroef.
Mijn afasiegroepje gaat eens in de maand op pad.
Naar een museum, bijvoorbeeld.
We zijn naar Amsterdam geweest naar een tentoonstelling over jonge mensen met afasie.
Daarna zijn we nog naar het Scheepsvaartmuseum geweest.
Eén van ons had een loopfiets bij zich en een andere man zei aldoor: gut, gut gut.
Hij kan moeilijk praten.
Hij bleef het maar herhalen.
“Laten we doorlopen” zei een andere man traag.
De man wees naar de loopfiets en toen naar het schip dat voor het Scheepsvaartmuseum ligt.
Opeens kreeg ik het door.
We gaan het gebouw in! Hij was terdege opgelucht. Wij ook.